www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

Gelijkenis van de wijze en de dwaze bruidsmeisjes

De gelijkenis van de wijze en de dwaze bruidsmeisjes (Matteüs 25:1-13) speelt in de nacht. Een beeld dat vaker voorkomt in de bijbel: we leven in de nacht en wachten op de morgen. In de nacht wachten de bruidsmeisjes op de bruidegom. Tijdens het wachten dommelen ze in.

Wanneer de komst van de bruidegom wordt aangekondigd blijkt de lampolie van vijf van de tien bruidsmeisjes op. Lenen is er niet bij. Dan zou er voor niemand genoeg zijn. Terwijl ze naar olie op zoek gaan komt de bruidegom. De vijf die nog olie hadden kunnen mee naar het feest, de andere vijf komen te laat en worden niet meer binnengelaten.

Voor en na dit verhaal in de bijbel staan verhalen over de terugkeer (wederkomst) van de mensenzoon (Christus, de bruidegom). Matteüs en de mensen om hem heen kregen het er steeds moeilijker mee dat die wederkomst maar uitbleef. Deze gelijkenis verbeeldt dat probleem: zorg ervoor dat je er klaar voor blijft en dommel niet in. Er is veel voor te zeggen dat deze gelijkenis daarom niet van Jezus afkomstig is maar pas na hem in de vroeg-christelijke gemeente is ontstaan. Matteüs geeft de gelijkenis door alsof Jezus het verhaal zelf heeft verteld. Zoiets gebeurde wel vaker in die tijd en zo gek is dat trouwens ook weer niet: ook wij betrekken verhalen graag op onze eigen situatie.

Misschien beschrijft deze gelijkenis wel de condition humaine: de mens wordt er ter sprake gebracht als mens levend tussen geboorte en dood. Vol verwachtingen en idealen. Want ook wij leven net als de bruidsmeisjes in de nacht en zien uit naar de morgen.

De gelijkenis heeft iets keihards, iets onherroepelijks, in dat pertinente neen waarmee de deur van de feestzaal voor de bruidsmeisjes die te laat kwamen gesloten blijft. Waarom zijn ze te laat? Omdat ze op het beslissende moment geen olie hadden. Eigenlijk valt in het verhaal daar de beslissing: of je olie hebt of niet. Ook staat er dat de olie van die andere meisjes niet overdraagbaar is. Dat klinkt zo hard als het leven zelf kan zijn.

Wat kan er nu met die olie bedoeld worden? In een joods commentaar op het Hooglied las ik eens dat de woorden van de Thora vergeleken kunnen worden met olie. Anders gezegd: olie kan verwijzen naar je geloof, je levensovertuiging. Als we dit toepassen op deze gelijkenis wordt opeens begrijpelijk waarom de olie niet overdraagbaar is. Je levensovertuiging kun je immers niet overdragen op iemand anders. Dat is iets van jezelf dat in de loop van je leven, vaak met vallen en opstaan, gegroeid is. Stukje bij beetje. Mijn levensovertuiging is iets dat bij mij hoort zoals iemand anders levensovertuiging bij die ander hoort. We kunnen elkaar er wel over vertellen en van elkaar leren, maar we kunnen het niet overdragen van de een op de ander in de trant van: nou dit stukje van mijn levensovertuiging, hier heb je het en neem dat maar mee. Dat gaat niet.

Ook in ons leven is het belangrijk mogelijkheden die zich voordoen te herkennen en daar op in te spelen. Er klaar voor te zijn. Dat vraagt geduld. Maar ook weten waar je voor staat. Kunnen onderscheiden tussen wat echt belangrijk is en wat niet. Tussen wat er wel en niet toe doet. Tussen wat menselijkheid ten goede komt en wat menselijkheid bedreigt. Waarmee niet gezegd is dat alles wat we graag zouden willen met zo'n levenshouding ook mogelijk wordt. Soms zijn we te laat. Onherroepelijk en is de deur dicht. Ook daaarin is het verhaal in zijn beelden pijnlijk duidelijk en uiterst realistisch.

 © JOHAN BLAAUW
 

naar begin