www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

Job

"In het land Oez woonde eens een man met de naam Job. Een integer en waarachtig man: hij had respect voor God en ging het kwade uit de weg."

Zo begint het boek Job, dat zijn naam ontleent aan de hoofdpersoon Job die hierna door onnoemelijk leed getroffen wordt en met ziekte geslagen.

Jobs wanhoop, Marc Chagall, 1960
Toen Jobs vrienden hoorden wat voor narigheid hem overkomen was, "kwamen zij, ieder uit zijn eigen woonplaats, bij elkaar: Elifaz uit Teman, Bildad uit Sjoecha en Zofar uit Na'ama". In een reeks poëtische dialogen laat de auteur zien hoe Job zelf en zijn vrienden reageren op Jobs rampspoed. De vrienden komen om Job op te beuren, maar hun troost blijkt te bestaan uit een opeenstapeling van velerlei verwijten aan het adres van de geplaagde Job. Kortom: zijn lijden kan volgens hen alleen maar betekenen dat hij gezondigd heeft. Volgens Job deugt deze verklaring niet. Hij kan niet begrijpen dat God hem al dit kwaad laat overkomen. Daarom daagt Job God uit:: "...wat ik wil, is argumenteren met God". Als God hierna het woord neemt antwoordt hij Job niet rechtstreeks. Deze poëtische gedeelten worden afgesloten met een epiloog in proza, waarin God Job in het gelijk stelt tegenover zijn vrienden.

De zin van het lijden
Een gangbare opvatting over dit boek is dat het gaat over de vraag naar de zin van het lijden. Daartegenover stellen anderen dat de nadruk meer ligt op de worsteling van de mens om het lijden een plaats te geven in zijn bestaan. Weer anderen noemen het centrale thema de authenticiteit, de echtheid van het geloof. Wie heeft gelijk? Zoals het bij een groot kunstwerk hachelijk is van dè betekenis te spreken, vind ik dat ook bij het boek Job. Er is een veelheid van motieven. Waarom kan het daarom niet voor de een deze zin en voor een ander die zin hebben? En waarom zou de zin van dit boek in ons leven gaandeweg niet kunnen wisselen?

Troost
Een mogelijke lijn door het boek is deze. Job lijdt. Hij klaagt en vloekt daarover. Zijn vrienden proberen hem duidelijk te maken dat hij daarmee op de verkeerde weg is. "Wie onrecht pleegt en onheil zaait, oogst navenant." Zo, daar kan Job het mee doen! Zo troost je iemand niet. Wie lijdt of verdrietig is, heeft geen behoefte aan verklaringen over zijn leed of aan de mededeling dat het je eigen schuld is. Zo iemand heeft behoefte aan nabijheid, aan iemand die er is, meevoelt en het verdriet begrijpt. Kennelijk voelt Job dit ook zo, want hij geeft zijn drie vrienden er goed van langs. Een soort ontknoping van het boek is voor mij, dat God aan het slot niet in woede ontsteekt tegen Job, maar tegen zijn vrienden.
Waarom? Omdat zij Job in de steek hebben gelaten in zijn lijden en verdriet. Niet Job die nota bene tegen God zelf in boosheid is ontstoken, roept Gods woede op, maar Jobs vrienden, die God zelfs heel vroom hebben verdedigd. Ze hebben Job geen recht gedaan, want hem niet getroost. Hun gebrek aan solidariteit met de gevoelens van hun lijdende vriend - dàt maakte God razend.
Schitterende pointe.

 © JOHAN BLAAUW

naar begin