|
|
Judas
Enkele gedachten rond de figuur van Judas.
Als ik me niet vergis is Judas de enige bijbelse figuur die het in het
Nederlands tot zelfstandig naamwoord én werkwoord heeft gebracht.
Volgens mijn woordenboek is een judas (met een kleine letter) een valse
vriend, verrader, ellendeling of treiteraar en betekent judassen: pesten,
jennen, iemand het bloed onder de nagels vandaan halen of koeioneren. Kortom:
een waar arsenaal aan haatgevoelens concentreert zich op en in Judas. Een
mens zwarter dan zwart.
Volledig zwart
Al in het Nieuwe Testament zelf zien we dat Judas geleidelijk aan van
alle menselijke trekken wordt ontdaan. Laat Markus, het oudste evangelie,
het motief waarom Judas Jezus overleverde nog onvermeld, de vertellers
na hem hebben deze open plek in zijn verhaal gretig opgevuld. Mattheüs
en Lukas hebben Markus' visie grondig herzien en aangevuld. Het motief
van de hebzucht doet zijn intrede evenals dat van zijn zelfgekozen einde.
In het Johannesevangelie moet Judas het helemaal ontgelden. De duisternis
neemt bezit van hem en hij wordt volledig zwart gemaakt. Vanaf de eerste
keer dat Judas' naam hier valt maakt Johannes hem tot vertegenwoordiger
van de ongelovigen om hem even later een duivel te noemen. Zo wordt hij
een karakter zonder ontwikkeling: vanaf het begin liggen zijn trekken vast.
Tijdens de zogenoemde afscheidsgesprekken van Jezus met zijn leerlingen
in het Johannesevangelie is er dan ook geen plaats voor Judas. De verteller
verwijdert hem doodleuk uit de zaal.
De
kus van Judas, Kathedraal Naumburg, 1250-'60
Zo zien we dat het Nieuwe Testament een begin maakt met een ontwikkeling
die in later tijden verder wordt uitgebouwd. Het verraad van Judas en zijn
smadelijk einde hebben aangezet tot verdere legende-vorming rond zijn persoon.
Hij werd de belichaming van het kwaad bij uitstek. De duivel zelf. Het
lijkt wel haast, schrijft Eugen Drewermann, alsof men hem met opzet zwart
moest maken, om door hem te beschuldigen te laten uitkomen, hoezeer men
zich wel van hem onderscheidde.
Psycho-analytici
Ook onder psychologen en psycho-analytici is Judas niet onopgemerkt
gebleven. Sommigen zagen in hem de tegengestelde dubbelganger van Jezus.
Judas als de donkere kant van Jezus. Jezus' schaduw-ik, in de terminologie
van Carl Gustav Jung. De zondebok zonder meer. Maar, zo houden de psycho-analytici
ons voor, dit alles zegt natuurlijk niets over de figuur van Judas zelf,
maar alles over degenen die hem zo tekenen en over hoeveel christenen kennelijk
te verdringen hebben. Projectie naar buiten van onaanvaardbare, innerlijke
strevingen. Typerend voor de gesloten groep, die de buitenwereld als vijandig
beleeft en behoefte heeft aan een verrader om de cohesie van de eigen groep
te versterken. De vijandigheid die men in eigen kring moet onderdrukken
krijgt zo een welkome uitlaatklep.
Vandaar dat het begrijpelijk is dat Judas actueel wordt in tijden van
tegenstellingen en zich bedreigd voelen. Ieder mens heeft een reservoir
aan haat ter beschikking dat bij nood, angst en paniek gericht wordt tegen
diegenen die bedreigend zijn. Als prototype van de afvallige voorziet Judas
in een duidelijke behoefte. Als hij niet had bestaan, zo veronderstellen
Joop Smit en Harry Stroeken in hun boek Lotgevallen, dan zou men
hem hebben uitgevonden.
Zondebokken
Beide auteurs wijzen erop dat veel aanhangers van de drie monotheïstische
godsdiensten - jodendom, christendom en islam - nogal particularistisch
zijn. Zij hebben de neiging op elkaar te projecteren wat zij bij zichzelf
niet onder ogen kunnen of willen zien. Zij hebben kennelijk zondebokken
nodig voor hun eigen evenwicht.
Wanneer ik het grijs bij mijzelf vooral als lichtgrijs waarneem en
het grijs bij de ander als donkergrijs, is het vervolgens maar een kleine
stap om de ander als zwart waar te nemen en mijzelf als wit. Wanneer de
grijstinten van de werkelijke wereld op deze manier inderdaad oplossen
in zwart en wit vallen er onherroepelijk slachtoffers, op papier en in
de praktijk. De opgekropte agressie ontdoet de tegenpartij algauw van zijn
menselijke trekken en staat haar soms zelfs naar het leven.
Uitdaging
En Judas? In plaats van hem te veroordelen en te verwerpen, mijmert
Eugen Drewermann, zouden we vurig voor hem moeten bidden. "Misschien was
hij wel de grootste uit de leerlingengroep; misschien leed hij wel onder
vragen, die geen Petrus zich ooit heeft gesteld". Want eigenlijk weten
we nauwelijks iets van hem met zekerheid.
In elk geval daagt hij ons ook nu nog uit eens na te gaan, waar wij
hem hebben opgeborgen en hoe wij zelf met hem omgaan. Zijn we in gesprek
met hem of proberen we hem zoveel mogelijk te negeren?
Lukt het ons hem een plaats te geven in onze eigen reis door de tijd?
Of hebben we hem uit ons leven verwijderd, zoals Johannes hem doodleuk
verwijderde uit de zaal bij de afscheidsgesprekken van Jezus met zijn leerlingen?
© JOHAN BLAAUW
Literatuur
Han Fortmann, Heel de mens, Bilthoven 1972,
Eugen Drewermann, Beelden van verlossing, Den Haag 1990,
Joop Smit en Harry Stroeken, Lotgevallen, Amsterdam 1993.
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|