|
|
Tempelreiniging
Een overdenking in de veertigdagentijd.
Het paasfeest is op komst. Jezus gaat naar Jeruzalem
om het te vieren. Hij komt bij de tempel en treft er handelaren aan in
runderen, schapen en duiven. En de geldwisselaars die daar zitten. Die
aanblik is hem teveel. Hij maakt van stukken touw een zweep en drijft ze
de tempel uit. Allemaal. Met hun beesten. Het geld van de wisselaars smijt
hij over de grond. Hun tafeltjes werpt hij omver en tegen de duivenverkopers
zegt hij: "Weg met dit alles! Maak van het huis van mijn vader geen bedrijf".
De eerste drie evangeliën vertellen dit
verhaal tegen het eind van Jezus' leven. Het vormt mede de aanleiding tot
zijn arrestatie (Mat. 21:12-13; Mark. 11:15-17; Luk. 19:45-48). In het
vierde evangelie vinden we deze geschiedenis vrijwel aan het begin (Joh.
2:13-17). Bij Jezus' eerste bezoek aan Jeruzalem is het meteen raak. Kennelijk
is de historische volgorde minder belangrijk dan de boodschap.
El
Greco, Christus jaagt de handelaren de tempel uit, 1571-1576
Ons lichaam als tempel
Wanneer zoiets als Jezus in de tempel deed in
Amsterdam zou gebeuren wordt onmiddellijk de ME erop afgestuurd en als
de orde hersteld is moet de dader zich verantwoorden. Net als Jezus toen
trouwrens (Joh. 2:18-21), al is het een wat wonderlijk gesprek dat er volgt
tussen Jezus en zijn ondervragers. Op de vraag wat hem hiertoe het recht
geeft, zegt hij: "Breek deze tempel af, en binnen drie dagen zal ik hem
laten herrijzen". Dat gaat de pet van zijn ondervragers te boven: "Zevenenveertig
jaar heeft de bouw van die tempel genomen, en u zou hem in drie dagen laten
herrijzen?" Dan grijpt - zo zou je kunnen zeggen - de verteller in door
te zeggen: "Hij echter sprak van die andere tempel: zijn lichaam" (vers
21).
Wat wil hij daarmee zeggen? Is het teveel verondersteld
dat de schrijver in dit gesprek tussen Jezus en diens ondervragers zijn
visie op God nader uitwerkt? Daar, in die tempel, zoeken mensen God. Een
bijzondere plaats waar God als het ware apart verkrijgbaar is. Je kunt
God er dienen door hem geschenken te offeren. Die geschenken moet je eerst
kopen. Vandaar die kooplui. Maar Johannes, wil eigenlijk helemaal niets
weten van dit type apartheid. Dat hij Jezus hier laat spreken over de tempel
van zijn lichaam betekent onder meer dat wij niet in de eerste plaats naar
de tempel of de kerk hoeven te gaan om God te eren. Ons lichaam is de tempel
waarmee God wordt gediend.
In het alledaagse leven
Godsdienst is niet iets aparts. Het gaat om onszelf.
Geloven is iets van jezelf. Iets wat in jezelf moet groeien in de loop
van je leven. Het gaat om ons concrete doen en laten. Hoe we daarin met
onszelf omgaan. Dat Johannes Jezus hier over de tempel van zijn lichaam
laat spreken kun je dus zo opvatten dat we - wat ons geloof betreft - niet
met kerk en eredienst kunnen volstaan. Anders uitgedrukt: God is onderdeel
van ons gewone dagelijkse bestaan. Daar kan hij niet van worden geisoleerd.
Hier vindt de eigenlijke eredienst plaats: in de heilige ruimte van ons
alledaagse leven.
Als het goed is kan de kerk daar een steunende
en stimulerende rol bij vervullen. Maar de kerk kan nooit in de plaats
daarvan komen. De middeleeuwse mysticus Meister Eckhardt zei in een preek
over dit verhaal eens, dat de tempel van Jeruzalem, die door Jezus gereinigd
werd, ons hart is. Ons hart waarin alles leeft: onze angst en onze reactie
daarop, onze machtswellust, onze hebzucht, onze mentaliteit van onderdanigheid
en van afhankelijkheid. Maar ook ons verlangen naar vrijheid, de moed om
te leven, het geluk van de menselijkheid en de kracht van de liefde. Kortom:
hier is de vraag in het geding door welke machten en krachten we ons laten
binden.
Wat ons immers bindt in onze omgang met elkaar
en met onze tijd zijn de machten die ons in hun greep hebben. Ervan uitgaand
dat religie binding betekent, gaat het hier dus om de Godsvraag. Deze Godsvraag
is een persoonlijke vraag aan iedereen: wie geven we macht in en over ons
leven? Waar buigen we voor en gaan we voor op onze knieën? Wat bindt
ons, dat wil zeggen: wat is ons tot religie?
Op het tempelplein in Jeruzalem rekende Jezus
af met een geloofsvoorstelling die van God zoiets als handelswaar maakte
door hem apart te zetten van onszelf en ons dagelijkse leven. In een aparte
ruimte. Buiten onszelf.
Jezus heeft zich met heel zijn persoon ervoor
ingezet om de godsdienst weer te verplaatsen naar waar hij vindt dat ze
thuishoort: in de heilige ruimte van ons dagelijkse bestaan, met ons hart
als de eigenlijke tempel van God. Het werd hem niet in dank afgenomen.
Dat het oecumenische leesrooster (*) dit verhaal
van de tempelreiniging een plaats geeft juist op een van de zondagen in
de veertigdagentijd mag ons op zijn minst te denken geven.
© JOHAN BLAAUW
Noot
(*) Jaar B, derde zondag in de
veertigdagentijd
(Bovenstaande bijdrage verscheen ook op Zinprofiel)
naar begin
El Greco
El Greco - Spaans voor 'de Griek' - werd geboren
in 1541 op het Griekse eiland Kreta. Hij overleed in Toledo in Spanje in
1614. Zijn echte naam was Domenikos Theotokopoulos. El Greco werkte enige
tijd in Venetië, bij Titiaan, waar hij invloed onderging van Il Tintoretto
en Caravaggio. In zijn vroege werk zijn Italiaanse en Byzantijnse invloeden
duidelijk zichtbaar. Nadat hij zich rond 1570 in Spanje vestigde, ontwikkelde
hij zijn eigen stijl, gekenmerkt door sterke contrasten, ongewone kleurencombinaties
en langgerekte figuren. Hij schilderde voornamelijk religieuze taferelen.
Omdat hij de bijbel zelfstandig interpreteerde kwam hij vaak in moeilijkheden
met kerkelijke overheden. Na zijn dood, toen im- en expressionisten de
waarde van zijn werk begrepen, duurde het nog tot in de 19e eeuw voordat
zijn werk waardering kreeg.
terug |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|