www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

Tempelreiniging

Een overdenking in de veertigdagentijd.

Het paasfeest is op komst. Jezus gaat naar Jeruzalem om het te vieren. Hij komt bij de tempel en treft er handelaren aan in runderen, schapen en duiven. En de geldwisselaars die daar zitten. Die aanblik is hem teveel. Hij maakt van stukken touw een zweep en drijft ze de tempel uit. Allemaal. Met hun beesten. Het geld van de wisselaars smijt hij over de grond. Hun tafeltjes werpt hij omver en tegen de duivenverkopers zegt hij: "Weg met dit alles! Maak van het huis van mijn vader geen bedrijf".
De eerste drie evangeliën vertellen dit verhaal tegen het eind van Jezus' leven. Het vormt mede de aanleiding tot zijn arrestatie (Mat. 21:12-13; Mark. 11:15-17; Luk. 19:45-48). In het vierde evangelie vinden we deze geschiedenis vrijwel aan het begin (Joh. 2:13-17). Bij Jezus' eerste bezoek aan Jeruzalem is het meteen raak. Kennelijk is de historische volgorde minder belangrijk dan de boodschap.

El Greco, Christus jaagt de handelaren de tempel uit, 1571-1576
Ons lichaam als tempel
Wanneer zoiets als Jezus in de tempel deed in Amsterdam zou gebeuren wordt onmiddellijk de ME erop afgestuurd en als de orde hersteld is moet de dader zich verantwoorden. Net als Jezus toen trouwrens (Joh. 2:18-21), al is het een wat wonderlijk gesprek dat er volgt tussen Jezus en zijn ondervragers. Op de vraag wat hem hiertoe het recht geeft, zegt hij: "Breek deze tempel af, en binnen drie dagen zal ik hem laten herrijzen". Dat gaat de pet van zijn ondervragers te boven: "Zevenenveertig jaar heeft de bouw van die tempel genomen, en u zou hem in drie dagen laten herrijzen?" Dan grijpt - zo zou je kunnen zeggen - de verteller in door te zeggen: "Hij echter sprak van die andere tempel: zijn lichaam" (vers 21).
Wat wil hij daarmee zeggen? Is het teveel verondersteld dat de schrijver in dit gesprek tussen Jezus en diens ondervragers zijn visie op God nader uitwerkt? Daar, in die tempel, zoeken mensen God. Een bijzondere plaats waar God als het ware apart verkrijgbaar is. Je kunt God er dienen door hem geschenken te offeren. Die geschenken moet je eerst kopen. Vandaar die kooplui. Maar Johannes, wil eigenlijk helemaal niets weten van dit type apartheid. Dat hij Jezus hier laat spreken over de tempel van zijn lichaam betekent onder meer dat wij niet in de eerste plaats naar de tempel of de kerk hoeven te gaan om God te eren. Ons lichaam is de tempel waarmee God wordt gediend.

In het alledaagse leven
Godsdienst is niet iets aparts. Het gaat om onszelf. Geloven is iets van jezelf. Iets wat in jezelf moet groeien in de loop van je leven. Het gaat om ons concrete doen en laten. Hoe we daarin met onszelf omgaan. Dat Johannes Jezus hier over de tempel van zijn lichaam laat spreken kun je dus zo opvatten dat we - wat ons geloof betreft - niet met kerk en eredienst kunnen volstaan. Anders uitgedrukt: God is onderdeel van ons gewone dagelijkse bestaan. Daar kan hij niet van worden geisoleerd. Hier vindt de eigenlijke eredienst plaats: in de heilige ruimte van ons alledaagse leven.
Als het goed is kan de kerk daar een steunende en stimulerende rol bij vervullen. Maar de kerk kan nooit in de plaats daarvan komen. De middeleeuwse mysticus Meister Eckhardt zei in een preek over dit verhaal eens, dat de tempel van Jeruzalem, die door Jezus gereinigd werd, ons hart is. Ons hart waarin alles leeft: onze angst en onze reactie daarop, onze machtswellust, onze hebzucht, onze mentaliteit van onderdanigheid en van afhankelijkheid. Maar ook ons verlangen naar vrijheid, de moed om te leven, het geluk van de menselijkheid en de kracht van de liefde. Kortom: hier is de vraag in het geding door welke machten en krachten we ons laten binden.
Wat ons immers bindt in onze omgang met elkaar en met onze tijd zijn de machten die ons in hun greep hebben. Ervan uitgaand dat religie binding betekent, gaat het hier dus om de Godsvraag. Deze Godsvraag is een persoonlijke vraag aan iedereen: wie geven we macht in en over ons leven? Waar buigen we voor en gaan we voor op onze knieën? Wat bindt ons, dat wil zeggen: wat is ons tot religie?
Op het tempelplein in Jeruzalem rekende Jezus af met een geloofsvoorstelling die van God zoiets als handelswaar maakte door hem apart te zetten van onszelf en ons dagelijkse leven. In een aparte ruimte. Buiten onszelf.
Jezus heeft zich met heel zijn persoon ervoor ingezet om de godsdienst weer te verplaatsen naar waar hij vindt dat ze thuishoort: in de heilige ruimte van ons dagelijkse bestaan, met ons hart als de eigenlijke tempel van God. Het werd hem niet in dank afgenomen.
Dat het oecumenische leesrooster (*) dit verhaal van de tempelreiniging een plaats geeft juist op een van de zondagen in de veertigdagentijd mag ons op zijn minst te denken geven.

 © JOHAN BLAAUW

Noot
(*) Jaar B, derde zondag in de veertigdagentijd

(Bovenstaande bijdrage verscheen ook op Zinprofiel)

naar begin



El Greco

El Greco - Spaans voor 'de Griek' - werd geboren in 1541 op het Griekse eiland Kreta. Hij overleed in Toledo in Spanje in 1614. Zijn echte naam was Domenikos Theotokopoulos. El Greco werkte enige tijd in Venetië, bij Titiaan, waar hij invloed onderging van Il Tintoretto en Caravaggio. In zijn vroege werk zijn Italiaanse en Byzantijnse invloeden duidelijk zichtbaar. Nadat hij zich rond 1570 in Spanje vestigde, ontwikkelde hij zijn eigen stijl, gekenmerkt door sterke contrasten, ongewone kleurencombinaties en langgerekte figuren. Hij schilderde voornamelijk religieuze taferelen. Omdat hij de bijbel zelfstandig interpreteerde kwam hij vaak in moeilijkheden met kerkelijke overheden. Na zijn dood, toen im- en expressionisten de waarde van zijn werk begrepen, duurde het nog tot in de 19e eeuw voordat zijn werk waardering kreeg.

terug