www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

De lotus en de roos

De bloeiende lotus is in het boeddhisme symbool voor verlichting. Haar wortels heeft zij in het troebele en modderige water van lijden en onwetendheid. Doordat zij er bovenuit groeit, heeft zij een wijder perspectief gekregen op dit ondoorzichtige water. Haar zuiverheid en schoonheid zijn erin geworteld. Kortom: de lotus als boeddhistisch symbool voor onvoorwaardelijke en tot volledige wasdom gekomen humaniteit.

De roos is in de westerse cultuur het symbool van liefde, toewijding en zuiverheid van hart. Algemener gezegd: de roos is het symbool voor humaniteit, menslievendheid. Het cultiveren van rozen vrijwaart ons niet van bijkomend leed: geen rozen zonder doornen. Wie uit angst voor doornen er verre van probeert te blijven kan geen rozen kweken.
Vervolgens kun je vragen hoe nu deze roos van waarachtige menselijkheid uit de westerse cultuur zich verhoudt tot de lotus van verlichting uit het boeddhisme. Om deze vraag te beantwoorden is het onvermijdelijk om met het boeddhisme een dialoog aan te gaan.
Dat is dan ook wat de godsdienstpsycholoog en grondlegger van de zgn. contemplatieve psychologie Dr. Han F. de Wit beoogt met zijn in 1998 verschenen boek De lotus en de roos, Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek.

Bevoegde leraar onmisbaar
De Wit begint zijn studie met een overzicht van de eerste contacten tussen de westerse cultuur en de drie hoofdstromen van het boeddhisme. En passant biedt deze aanpak de gelegenheid misverstanden op te ruimen die in het Westen over het boeddhisme in de loop van de tijd zijn ontstaan. Omdat veel kennis werd vergaard door bestudering van boeddhistische teksten bleef de kennismaking oppervlakkig. Voor een echte kennismaking, zo waarschuwt De Wit, is meer nodig dan het je verdiepen in boeken over het boeddhisme of het lezen van teksten. Hiervoor is een levende, persoonlijke en hechte relatie met een bevoegde leraar (meester) cruciaal. De ook bij ons doorgedrongen tantra-cursussen, lessen in mandala's tekenen of oefeningen waarbij chakra's worden geopend, hebben niets te maken met de boeddhistische manier om hiermee om te gaan, omdat de betekenis en functie van deze termen slechts overdraagbaar zijn na grondige voorbereidende oefeningen en nadat wederzijds begrip zich ontwikkeld heeft tussen de leerling en de leraar.
Vervolgens worden in verschillende hoofdstukken het religieuze, het psychologische en het therapeutische gezicht van het boeddhisme geschetst om te besluiten met een hoofdstuk over de praktijk van het boeddhisme.

Non-theïstische religie
De Wit typeert het boeddhisme als non-theïstische religie, omdat het geen godsbegrip hanteert. Om het boeddhisme te plaatsen maakt de auteur een onderscheid tussen twee standpunten: "het ene standpunt is: niet geloven dat God bestaat en het andere is: geloven dat God niet bestaat. Het eerste standpunt verwoordt de afwezigheid van een bepaald geloof. Daarvoor gebruiken we hier de term non-theïsme. Het tweede standpunt verwoordt de aanwezigheid van een geloof, in dit geval het geloof in het niet-bestaan van God. We zullen dat atheïsme noemen. Als we deze termen zo definiëren, betekent dat, dat atheïsten aan een bepaalde gedachte geloof hechten, namelijk aan de gedachte 'God bestaat niet'. Hun tegenvoeters, de theïsten, hechten óók geloof aan een bepaalde gedachte, namelijk de gedachte 'God bestaat'. Maar non-theïsten hechten aan geen van beide gedachten geloof".
In de hoofdstukken over het psychologische en therapeutische gezicht van het boeddhisme worden enkele kernbegrippen, zoals ervaren, geest, (on)bewustzijn, denken emotie en ego, nader verkend, maar ook de praktische implicaties ervan omdat het het boeddhisme niet alleen om inzicht als zodanig gaat. Want: "De praktische inslag van deze traditie is enerzijds om menselijk lijden te verzachten en waar mogelijk zelfs weg te nemen en anderzijds om humaniteit en levensvreugde tot bloei te brengen".

Niet gemakkelijk, wel degelijk
Het slothoofdstuk over de praktijk van het boeddhisme gaat nader in op de rol van meditatie en op de boeddhistische ethiek, waarbij niet gehoorzaamheid aan de Rede, aan God of aan de Staat de grondslag vormt, maar het universele en fundamentele menselijke gevoel, dat de situatie, waar we ons in aantreffen en deel van uitmaken, moge bloeien en dat al het leed daarin wordt verzacht. "Dit verlangen", schrijft De Wit, "gaat dieper dan elke ethiek en is er tegelijk het fundament van". Tussendoor gaat De Wit de dialoog aan met de christelijke en humanistische tradities van het Westen.
De Wit is opgeleid en gemachtigd, zoals de achterflap van het boek vermeldt, om de boeddhistische leer en haar meditatiebeoefening te onderrichten. Dat heeft het grote voordeel dat hier iemand aan het woord is die het boeddhisme van binnenuit kent, maar het nadeel dat je soms bijna struikelt over de verschillende boeddhistische termen, die in vertaling vaak weer net iets anders blijken te betekenen dan je als westerling op grond van de gekozen woorden zou denken. Het is dus geen makkelijk boek, wel degelijk. Aanbevolen voor wie werkelijk in het boeddhisme geinteresseerd is en de tijd wil nemen passages te herlezen en op zich in te laten werken.

© JOHAN BLAAUW

Han F. de Wit, De lotus en de roos, Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek, Kok Agora Kampen 1998, 212 pp.

naar begin

Meer over Oosterse symboliek is te vinden op de pagina Oosterse symboliek van Spiritueel opzijnbest.nl