www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

Het laatste evangelie

Wie het Nieuwe Testament openslaat en gaat lezen komt in de vier evangeliën waar het mee begint verschillende Jezussen tegen. Afhankelijk van de schrijver, zijn achtergrond en theologische visie ziet Jezus er anders uit. Gemeenschappelijk bij alle vier is het geloof dat deze Jezus van Nazareth de in het Eerste of Oude Testament beloofde Messias is. Hierbij gaat het de evangelieschrijvers minder om de chronologie van Jezus' leven dan om deze overtuiging.

Een van de, overigens vele opvallende, verschillen tussen het Johannesevangelie en de andere drie betreft het bij Johannes veelvuldiger voorkomen van de benaming ‘joden’ of ‘de joden’. Het lastige voor een vertaler van dit vierde evangelie is dat deze benaming niet eenduidig gebruikt wordt. In ongeveer de helft van de gevallen worden er in beschrijvende zin het joodse volk of hun leiders mee aangeduid. In de andere helft van de gevallen worden met ‘de joden’ de tegenstanders van Jezus bedoeld: in het bijzonder de joodse leiders in het toenmalige Jeruzalem. De tempelhiërarchie.
Het ligt dus voor de hand per geval te bepalen wie bedoeld zijn. In sommige gevallen zou je er om misverstanden te voorkomen voor kunnen kiezen de uitdrukking maar liever te vertalen met ‘joodse leiders’.
In zijn commentaar op het evangelie van Johannes Het laatste evangelie kiest Jan Nieuwenhuis, voorganger van de Dominicusgemeente in Amsterdam, voor een andere oplossing van dit probleem.
Voor hem is dit boek van de Johannesgemeente "een diep-semitisch, godganselijk joods geschrift, dat front maakt niet tegen het jodendom, maar tegen het judaïsme, de verwording van de Thora-religie tot een hiërarchisch verkoop- en bewaarcentrum van de Eeuwige". Daarom kiest hij ervoor om als regel niet "de joden" te vertalen, maar "de Judeeërs". "Dat wil dan zeggen: die van Judea, Jeruzalem en omstreken".
"Het is ongeveer zoals bij ons een Amsterdammer of Nederlander spreekt over "Den Haag": daarmee worden dan niet de Hagenaars bedoeld, maar de kopstukken daar, de top, het bestuur".
Beslist een sympathieke oplossing, maar jammer genoeg voert Nieuwenhuis haar zo consequent door dat hij het ook over het paasfeest en loofhuttenfeest heeft niet als "feest van de joden" (neutrale betekenis), maar als "feest van de Judeeërs", daarmee de indruk wekkend dat het hier niet om een authentiek joods feest gaat, maar om een feest "van die uit Judea", de joodse religieuze bobo's.

Johannes de evangelist, ca. 1520

Hopeloos verliefd
Hoe komt dit? Volgens mij omdat Nieuwenhuis zo hopeloos verliefd is op dit "geheimnisvolle vierde evangelie" met "zijn dubbele en vaak drie- of vierdubbele beeldspraak", dat hij bijna krampachtig elke mogelijk ook als anti-joods te verstane uitspraak eruit wil verwijderen. Volgens mij hoeft dit niet omdat het Johannesevangelie de eigen situatie van de gemeente tegen het eind van de eerste eeuw als het ware terugprojecteert in het leven van Jezus. "Het kijkt naar de aardse Jezus vanuit de latere kerkelijke situatie". Dat zij zich daarbij afzet tegen de eigen joodse moedergemeenschap waaruit ze geëxcommuniceerd was is logisch en begrijpelijk. Zelfs haar goed recht, zou je kunnen beweren. Het is "de eigentijdse spanning tussen de eerste christengemeente en het jodendom die Johannes dit alles zo onomwonden en vierkant heeft doen zeggen".
Dat de kerk deze woorden later klakkeloos herhaalde: dàt is het probleem. Dat recht kwam en komt haar niet toe. Wat de een op grond van zijn positie en joods verleden mag zeggen (Johannes), mag een ander in een andere positie met een in die zin niet-joods verleden (de kerk) niet herhalen. Ja, kan in haar mond zelfs een leugen worden.
Dit gegeven had 'die van de Dominicus' zwaarder mogen laten wegen en hem waar nodig ook kritischer over Johannes kunnen maken.

De grote verdienste daarentegen van Nieuwenhuis' commentaar vind ik dat hij keer op keer laat zien hoe deze Johannes-gemeente in het jodendom wortelt en hoe subtiel de tekst in elkaar zit met zijn schier eindeloze verwijzingen naar beelden en passages uit de joodse geschriften. Dat het Johannesevangelie een tekst is met vele en velerlei lagen, zowel literair als thematisch, en "puur en door en door joods" is, laat Nieuwenhuis in alle door hem besproken bijbelgedeelten ragfijn zien.
Het boek behandelt de eerste twaalf hoofdstukken van dit evangelie.

© JOHAN BLAAUW

Jan Nieuwenhuis, Het laatste evangelie: een goed bericht van Johannes voor de gemeente van nu, Deel I, Kok Kampen 1995

naar begin