Niet lijdzaam toezien!
Het is mogelijk de extreme misdaden die de nazi's
begingen te zien als uitingen van mensen die eigenlijk ziek waren, extreem
racistisch, sadistisch en bezeten door de duivel.
Het risico van deze benadering is dat we daarmee het kwaad buiten onszelf
kunnen plaatsen en degenen die deze misdaden hebben begaan krachtig veroordelen.
'Auschwitz' kan dan algauw een tragische terugval in de barbarij worden
en een jammerlijk en pijnlijk intermezzo in de overigens opgaande lijn
van onze beschaving.
Het is echter ook mogelijk de extreme misdaden van de nazi's te zien
als iets waartoe mensen in staat zijn. Wel wordt de vraag dan onontkoombaar:
Waarom zij toen wel, maar wij nu niet? Het bijna angstaanjagende van deze
opvatting is dat wij mensen, zonder monsters of duivels van een andere
planeet te zijn, kennelijk trekken in ons dragen die tot zulke onmenselijkheid
kunnen leiden.
Het door Didier Pollefeyt en Jef Bulckens geredigeerde boek Niet
lijdzaam toezien! kiest voor deze laatste benaderingswijze.
"Alleen wanneer wij dit vermogen tot het kwaad in onszelf onderkennen,
zullen wij het kwaad ook effectief kunnen bestrijden." Het boek gaat over
de worsteling met de problematiek van het lijden in het bijzonder in de
jongerencultuur en biedt verwerkingskansen ervan voor school en godsdienstonderwijs.
Godsdienstpedagogische benaderingen van het
lijden
Het eerste deel onderzoekt verschillende godsdienstige benaderingen
van de lijdensproblematiek. Zo komen achtereenvolgens het Boeddhisme ter
sprake, het Oude Testament, het Marcusevangelie en de vraag of de klassieke
christelijke modellen nog wel relevant zijn om met het lijden om te gaan.
Onderliggende opvatting bij de diverse auteurs is dat het belangrijk is
dat lijden ook de kans moet krijgen erkend en benoemd te worden. Waarom?
Omdat het, wanneer het die kans niet krijgt tenslotte als een etterbuil
in ons gezicht open zal spatten.
Het tweede en grootste gedeelte van het boek biedt godsdienstpedagogische
benaderingen van het lijden. Om te beginnen wordt hier de lijn van het
voorgaande doorgetrokken door te laten zien dat veel latere drama's hadden
kunnen worden voorkomen wanneer problemen bij leerlingen vroegtijdig gesignaleerd
waren en deskundig ter hand genomen. Het boek pleit dan ook voor leerlingconsult
als laagdrempelige hulpverlening door het personeel van de scholen zelf
en als voorbeeld van zorgvuldige omgang met leerlingen.
Confrontatie met de holocaust
In de vorm van een soort evaluatie van verschillende projecten om het
boek Job in catechese en godsdienstonderwijs te bespreken wordt een nieuw
project rond Job gepresenteerd. Kenmerkend hiervoor is dat de nadruk erin
minder ligt op kennisoverdracht omtrent de inhoud van Job en de vragen
die erin aan bod komen en meer op de vraag hoe de deelnemers zelf God ter
sprake kunnen brengen in situaties van ernstig lijden.
In het langste hoofdstuk van het boek gaat Didier Pollefeyt nader in
op de holocaust in het onderwijs. Aan de hand van dagelijkse 'ondeugden'
als fragmentatie, depersonalisatie en machtswellust houdt hij ons voor
"dat het kwaad van Auschwitz geen duivelse realiteit is, maar een universele
menselijke mogelijkheid".
Voor het leerproces en het slagen van dit type leerproject beschouwt
hij dit inzicht als fundamenteel. Pollefeyt gaat er daarbij van uit dat
deze door hem voorgestane confrontatie met de holocaust als historische
gestalte van kwaad en lijden jongeren in staat stelt "om te groeien tot
een persoonlijke omgang met en visie op lijden en kwaad, rondom zich en
in zich". Bovendien krijgen jongeren zo het instrumentarium aangereikt
"om in een proces van communicatie met anderen te treden over wat nastrevenswaardig
is, over wat noodzakelijk is opdat in de samenleving van de toekomst lijden
en onrecht zoveel mogelijk geweerd" kunnen worden.
Onuitsprekelijke zinvol verbeeld
Tot hier gekomen heeft de lezer nog twee boeiende hoofdstukken tegoed.
Het ene gaat over lijdenservaring en -verwerking in jeugdromans. Hier worden
Nu
weet ik het van Aidan Chambers
en Mijn naam is Asher Lev van Chaim
Potok geanalyseerd omdat beide romans de problematiek van het
lijden in een religieuze context plaatsen. De jeugdige hoofdpersonen maken
beide boeken bovendien herkenbaar voor jongeren.
Het andere gaat over de lijdensthematiek in de moderne (religieuze)
kunst. In dit hoofdstuk wordt onder meer nader ingegaan op De
schreeuw van Edvard Munch,
het Treurende ouderpaar van Käthe
Kollwitz en Picasso's Guernica
als voorbeelden van kunstuitingen waarin het onuitsprekelijke zinvol wordt
verbeeld.
Het bijzondere van dit boek vind ik dat het het lijden onder jongeren
serieus neemt en zoekt naar wegen daar zinvol mee om te gaan. De presentatie
van de stof maakt het boek niet alleen boeiend voor wie dagelijks met jongeren
van doen hebben, maar voor iedereen die met lijden te maken heeft. En dat
vind ik het knappe van dit boek.
© JOHAN BLAAUW
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Trouw
van
9
april 1996
D. Pollefeyt en J. Bulckens (red.),
Niet
lijdzaam toezien! Godsdienstige verwerking van lijden in de huidige (jongeren)cultuur,
Acco
Leuven 1995
|