www.
johanblaauw.nl

 
Artikelen
|
Recensies
|
Overwegingen
|
Columns
|
Gedichten
|
Varia
|
Sitemap
 

 

De struikelgelijkenis van het bruiloftsfeest

De gelijkenis van het bruiloftsfeest (Mat. 22:1-14) verhaalt hoe een koning voor de bruiloft van zijn zoon gasten uitnodigt.

Deze bedanken voor de eer. Bij een herhaalde uitnodiging mishandelen en doden sommigen zelfs de knechten van de koning. Koning razend. Deze laat op zijn beurt de moordenaars doden en hun stad in brand steken. Vervolgens wordt ieder die maar wil voor het bruiloftsfeest uitgenodigd. Dat feest verloopt trouwens ook niet helemaal zonder incidenten. Iemand zonder feestkleding wordt er hardhandig uitgegooid de duisternis in.
Eerlijk gezegd vind ik het een vervelende gelijkenis. Hij boezemt op een bepaalde manier angst in. Het is een hard, want gewelddadig, verhaal. Een struikeltekst of struikelgelijkenis.
Nu is deze gelijkenis ook bij Lucas te vinden (14:15-24). De koning blijkt hier een man die een feestmaal geeft. Ook hier zien we mensen die aan de uitnodiging geen gehoor geven. In hun plaats worden de "armen en kreupelen, de blinden en de lammen" uitgenodigd. Die komen wel en het wordt toch nog wat met dat feest. De versie bij Lucas is veel ‘vriendelijker’ dan die bij Mattheüs. Er wordt tenminste niet gemarteld en gedood.

Vrijmoedige interpretatie
Voor we nu het banvonnis uitspreken over de versie bij Mattheüs kan het geen kwaad ons te realiseren, dat Jezus zelf geen van zijn woorden en verhalen heeft opgeschreven. In eerste instantie zijn ze mondeling doorgegeven. Later werden ze op schrift gesteld. Dat er ondertussen met de woorden van Jezus het een en ander is gebeurd hoeft niet te verbazen. Daarom is het vaak ook lastig te achterhalen op welk moment en in welk verband ze oorspronkelijk hebben geklonken. Bovendien zijn ze door de mensen die ze doorgaven omgevormd, gekleurd en aangepast aan hun eigen situatie en problemen. Daar is niets mis mee. Dat doen wij zelf ook wanneer we iets doorvertellen waar we vol van zijn. Ook wij leggen dan het accent algauw daar waar we zelf het meest geraakt werden. Het is goed dit in ons achterhoofd te houden bij het lezen van evangelieverhalen en in het bijzonder bij dit type gelijkenissen.
Terug nu naar de gelijkenis van het bruiloftsfeest. Een blik in de commentaren leert ons al snel dat de gelijkenis, zoals Mattheüs die weergeeft, zo niet door Jezus is verteld. Wat blijkt? Toen de gelijkenis werd opgeschreven duidde de vroege kerk hem vanuit haar eigen situatie: polemisch naar het jodendom en vanuit haar eigen situatie als martelaarskerk. Daarom wordt deze gelijkenis wel opgevat als een vorm van rechtvaardiging van het evangelie tegenover zijn critici. Met andere woorden: de vroege kerk interpreteert de gelijkenis nogal vrijmoedig vanuit haar eigen missie- of zendingssituatie.

Vraag
Inmiddels leven wij in een totaal andere wereld. Betekent dit nu ook dat wij met deze gelijkenis dus helemaal niets meer kunnen? Dat hangt er natuurlijk maar vanaf. Wie afknapt op het gewelddadige aspect in de versie van Mattheüs zal ik geen ongelijk geven. Dat voorop. Toch stel ik nog iets anders voor.
Wat we zien is dat de vroege kerk - al in de bijbel - de vrijheid neemt verhalen en gelijkenissen van Jezus op zichzelf en haar eigen situatie toe te passen. Willen wij met deze struikelgelijkenis meer doen dan het louter een interessant verhaal uit de vroege kerk te laten zijn, dan zouden wij dat ook kunnen proberen. We moeten ons daarbij natuurlijk wel realiseren dat zoiets altijd op verschillende manieren kan.
Een manier om deze gelijkenis op onszelf te betrekken zou dus kunnen zijn om hem op te vatten als tot onszelf gericht. Dus dat wij die mensen zijn die voor de bruiloft worden uitgenodigd. Als we daarbij de bruiloft opvatten als beeld voor het volwassen worden, het vrij worden van het ouderlijk huis, het uittrekken uit de onmondigheid van het kind-zijn, dan kunnen we de gelijkenis horen als een vraag aan ieder van ons om gehoor te geven aan de uitnodiging aan het bruiloftsfeest, dat wil zeggen: het leven, ten volle mee te doen.
Daarmee is deze struikelgelijkenis een vraag geworden waarop iemand of een groep mensen alleen zelf een antwoord kan geven.

 © JOHAN BLAAUW

naar begin