Godsdienst als speelruimte voor verbeelding
Vaak kan het kinderen helpen moeilijke ogenblikken
door te komen wanneer zij een bepaald geliefd voorwerp bij zich hebben,
bijvoorbeeld een teddybeer. Zulke knuffelbeesten hebben voor kinderen een
grote emotionele meerwaarde: in hun verbeelding betekenen ze veel meer
dan zo maar een speelgoedbeest. Ook ouders gaan met deze voorwerpen meestal
omzichtiger om dan met ander speelgoed.
De kinderarts en -psychoanalyticus Winnicott zag
dat verbeelding hier een speciale functie vervult: ze helpt het kind beter
met de werkelijkheid om te gaan en moeilijke momenten beter te aanvaarden.
Volgens hem speelt de verbeelding hier een creatieve rol ten behoeve van
een gezonde groei en ontwikkeling. Mede op grond hiervan onderscheidt Winnicott
tussen iemands binnenwereld en de buitenwereld zoiets als een tussenwereld,
waar verlangen en werkelijkheid elkaar als het ware overlappen.
Transitionele sfeer
Deze overlapping, die Winnicott de transitionele
sfeer noemt, is het gebied "waarin creatieve verbeelding dat wat men nodig
heeft in de verbeelding tegenwoordig stelt, om hierdoor hoopvol te kunnen
wachten op of werken aan vervulling van die behoeften, en om frustraties
te kunnen verdragen zonder wanhopig te worden".
Volgens Winnicott kennen niet alleen kinderen
deze transitionele sfeer, maar ook volwassenen. Bij hen vindt men
dit in kunst en godsdienst. "Maar ook psychotherapie speelt zich af in
deze sfeer van creatieve verbeelding."
In haar boek Godsdienst
als speelruimte voor verbeelding past
de psychologe dr. P.E. Jongsma-Tieleman, waaraan ik het bovenstaande
ontleen, dit gegeven toe op godsdienst en diept ze de godsdienstpsychologische
consequenties hiervan verder uit.
Creatieve verbeelding
In het eerste deel van haar studie gaat de auteur
nader in op het concept van de transitionele sfeer en onderzoekt
ze met behulp van psychoanalytische gegevens de aard en ontstaansvoorwaarden
van creatieve verbeelding.
Helder maakt ze duidelijk hoe belangrijk symbolen
hierbij zijn. Door gevoelens te kanaliseren met behulp van symbolen kan
men er een zekere afstand van nemen. Vervolgens betekent bezig zijn op
symbolisch niveau ook dat men werkt aan zichzelf en men niet in de eerste
plaats de realiteit probeert te veranderen. Dat is daarom belangrijk omdat
werken aan zichzelf inhoudt, dat de afhankelijkheid van externe omstandigheden
verminderd wordt en weerbaarheid en creativiteit vergroot worden, "waardoor
men beter bestand is tegen moeilijkheden en met meer vindingrijkheid en
hoop daarmee kan omgaan". En tenslotte is het voordeel van werken op symbolisch
niveau dat het 'niet echt' gebeurt, maar alleen in de verbeelding. Dat
biedt veiligheid.
Godsdienst
In het tweede deel van deze studie worden de
gevonden resultaten toegepast op godsdienst. Godsdienst komt hier ter sprake
als 'hoedster van de hoop'. De centrale vraag van gelovigen is: wie en
wat is god voor mij? "Is de godsdienstige traditie voldoende 'bij de tijd'
gebleven zodat men de eigen identiteit en de eigen idealen daarin kan terugvinden?
Kortom, kan de gelovige in de godsdienst voldoende 'bevestiging' van zijn/haar
identiteit vinden?"
Hierna staat Nel Jongsma-Tieleman bij
een ander belangrijk aspect van godsdienst stil: godsdienst als erkenning
van afhankelijkheid en grenzen. "Godsdienstige teksten die mensen bepalen
bij hun grenzen zijn bevrijdingsverhalen."
Tenslotte spits zij haar betoog toe op verhalen
over God en mensen en op het vieren van het heil met hulp van godsdienstige
rituelen. Voorwaarde voor een positieve werking van verhalen is dat ze
te denken geven en ruimte openlaten voor het spel van de verbeelding. Ook
rituelen zijn bij uitstek een spel van verbeelding: we markeren er die
momenten mee "waarop we het leven niet als vanzelfsprekend willen ervaren".
Het laatste hoofdstuk geeft onder meer een korte
samenvatting van het gevondene. "Gezonde godsdienstigheid heeft de kenmerken
van het spel van gezonde kinderen. Zij is creatief en er is ruimte om te
spelen met mogelijkheden. Verbeelding en realiteit worden daarin niet tegen
elkaar uitgespeeld. Godsdienst is dan speelruimte voor verbeelding."
Creatief betoog
Deze degelijke studie maakt andermaal duidelijk
hoe belangrijk het voor de theologie is over de schutting van haar eigen
erfje te kijken en interdisciplinariteit niet te schuwen. Een belangrijke
verdienste van Godsdienst als speelruimte
voor verbeelding vind ik dan ook dat het
aantoont hoeveel de theologie van de psychologie kan leren.
Maar er is meer: ook het belang van het terdege
rekening houden in de godsdienst met de eigen ervaring van mensen toont
dit boek glashelder aan. Wat mij betreft dus een must voor iedereen die
een eigentijdse omgang met en vormgeving van godsdienst ter harte gaat.
Een creatief betoog, dat veel te denken geeft en de verbeelding prikkelt.
© JOHAN BLAAUW
Dr. P.E. Jongsma-Tieleman, Godsdienst
als speelruimte voor verbeelding. Een godsdienstpsychologische studie,
Kok Kampen 1996
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in
Trouw
van 20 november 1996
naar begin |